Kunst kijken als synoniem voor mensen kijken

Een fietstocht van dertig kilometer om vervolgens bezweet aan te komen op een expositie-opening, waar niemand van alle aanwezige hippe mensen de kunst heeft bekeken, binnen, maar wel de diepvries hamburgers met ketchup, buiten. Ik snakte naar iets dat bevroren was, maar niet naar een diepvries hamburger.
Hoe was het mogelijk dat er geen zeewier met rucola bloemen en kleffe aloë-vera slierten werd geserveerd, mosselen, of iets met goyi bessen? Is het nieuwe hip de nostalgie van ons als patat-generatie?

Ik deed een poging om naar binnen te komen, zwemmend door de mensen massa, glibberend als een vis van al het zweet wat nog eens verdubbeld werd door alle aanrakingen met onbekende onbeminden. Leegte, ruimte, eindelijk. De massa buiten gaf een verdraaid beeld van wat er zich mogelijk binnen af zou spelen
Ik, de geduldige kunstkijker, deed een poging om geduldig te kijken, maar zelfs ik was niet in staat om in de sauna ook maar langer dan een minuut te kijken naar een werk zonder flauw te vallen. Als er een paar mensen waren flauwgevallen op deze expositie  had men het waarschijnlijk aangezien voor een performance.
Buiten was frisse lucht. Dacht ik. De afgekoelde lucht werd snel opgewarmd door hamburger dampen die niet alleen zorgden voor een extra zweetlaag, maar ook voor een extra vetlaag op en onder je huid. De vet spetters waren zichtbaar op het shirt van de onbekende vrouw tegenover mij. Ik haakte net in op het moment dat zij begon te spreken over eerder ontstane vlekken, die zij op een niet al te onopvallende manier had weten te camoufleren. Wijn spetters, rode wijn spetters. Daarmee is het doodvonnis van een wit shirt getekend zou je denken. Ieder ander zou een wit shirt met rode vlekken weggooien. Weggooien stond echter niet in het woordenboek van deze vrouw.
Ze sprak over een wit shirt, toch zag ik echt een legergroen shirt voor mijn neus.
Geverfd.
Tien kunststof-ogen staarden me aan. Een paar van hen begonnen te schudden. De ogen hadden blauw oogwit.
Hoewel ze bewogen, bleven ze onbewogen.
Het verven had de vlekken niet doen verdwijnen op het witte, nu groene shirt.
Ze had er een waar kunstwerk van willen maken. Cirkels van viltstift hadden een tijdje de mooie vlekken omcirkeld, om vervolgens ingekleurd te worden op de meest mislukte manier.
Waar zouden deze vlekken op vlekken zich hebben verstopt?
De kunststof-ogen keken mij aan en verrieden daarmee wat ze verhulden.

Tussen al deze ijdelheid, waren wij zelf de grote vieze vlek. Een zwetende vrouw, met rood aangelopen hoofd en benen vol met blauwe plekken. Blauwe plekken ontstaan door het niet om te kunnen gaan met een racefiets en een zwaar kettingslot. Deze vrouw die op honderden manieren vlekken probeert te verhullen om vervolgens weer nieuwe te maken, ik dus. Ik stond daar samen met nog wat andere mensen die niet per se opvielen door hipheid en geliktheid. Weggekeken werden we niet. Dat zou een beetje ingewikkeld zijn geweest aangezien twee makers in dit groepje aanwezig waren die meededen aan deze belangrijke expositie. Misschien waren zij wel mijn redding. Misschien waren zij ook wel de enige reden waarom ik mij op deze plek bevond.

Reacties

Populaire posts van deze blog

De Mens in al Zijn Vormen